AMSTERDAM NOORD – Weer terug bij de Hovocubo familie, dat is het gevoel wat Appie Attahiri heeft. De zaalvoetballer keert terug bij de club waar hij al twee seizoenen speelde. Toen een jochie, nu een volwassen man die één hele grote wens heeft. ‘Het winnen van de KNVB beker zou voor mij net zo voelen als de landstitel.’
In Amsterdam Noord komt Appie Attahiri, met de bal onder zijn arm, uit zijn straat lopen. Op weg naar ‘zijn’ pleintje. ‘We noemen dit het rode pleintje’, zegt de goedlachse Appie terwijl hij naar de rode hekken wijst. Het is een plek waar de nu 24-jarige werd aangestoken met de liefde voor voetbal. ‘Toen ik 4, 5 jaar was kwam ik hier al. Eerst mocht ik altijd kijken en als je ouder wordt dan mag je soms keepen of invallen. Tot je voor het eerst wordt uitgekozen. Ja, hier is het allemaal begonnen.’
‘Het was hier altijd bomvol’
Uiteindelijk bleek het de basis voor een mooie carrière in het zaalvoetbal. Dat de basis op het pleintje is gelegd moge duidelijk zijn. ‘Het was hier altijd bomvol, alle banken zaten vol. Als je verloor moest je soms een uur wachten’, weet Appie. Hij zegt het op een leeg pleintje. ‘Nu is het jammer genoeg minder.’ Zelf is hij er nog wel geregeld te vinden. Vooral in de zomer, terwijl er in de winter een zaaltje wordt gehuurd.
‘Voetbal is onderdeel van mijn leven’
Terwijl de bezemwagen door de Amsterdamse straten rijdt komt zijn liefde voor het voetbal ter sprake. Het begon toen hij in groep 1 zat en zal hoogstwaarschijnlijk nog vele jaren blijven. ‘Voetbal is altijd aanstekelijk’, stelt de Amsterdammer. Hij ervoer het zelf op de straat, maar ook in de zaal waar hij als dertienjarige in de jeugdopleiding van ASV Lebo terecht kwam. Drie jaar later volgde zijn debuut in de hoofdmacht. ‘Ik heb bij Lebo in de jeugd een hele mooie tijd gehad. Na 5, 6 jaar had ik genoeg gezien en vond ik het tijd voor iets nieuws.’ Dat nieuwe werd Hovocubo, waar hij als achttienjarige neerstreek. Een nieuwe omgeving, weg uit zijn vertrouwde omgeving. Appie was er aan toe, en dat er Europese wedstrijden aan zaten te komen bij de Hoornse club speelde ook zeker mee. ‘Ik heb twee keer Europees gespeeld. Met Hovocubo in Dublin en later in Slovenië waar we nog tegen Inter Movistar stonden. Daar sta je als jochie tegenover zulke wereldtoppers. Dan kan je het beste ontwikkelen.’ Later volgde 't Knooppunt, waarmee hij in eigen land de titel en de supercup won.
Met Knooppunt haalde Appie in Europa de laatste zestien. 'Dat was wel een hoogtepunt in mijn carrière en dat heeft mijn ogen geopend. Ik ben sindsdien gaan leven als topsporter. Ik train zes keer per week, soms wel twee keer per dag.’ Tel daarbij op dat de behendige zaalvoetballer ook weet waar stappen in gemaakt kunnen worden. ‘Europees zie je wat we tekort komen. Qua kracht en conditioneel, want je verliest het vaak op fitheid. In Nederland beseffen we ons dat steeds meer dat we tekort komen. Er worden stappen gemaakt, dus het gaat de goede kant op. Bij het Nederlands team wordt er ook de nadruk op gelegd.’ Ook een blessure opende zijn ogen. ‘Dit is mijn leven natuurlijk. Toen was ik er acht maanden uit. Dan kan je twee dingen doen; de handdoek gooien of doorgaan. Voetbal is onderdeel van mijn leven, dus ik ging door.’
‘Het is een warm bad’
Komend seizoen rijdt Appie weer drie keer per week naar Hoorn. Terug in sporthal de Opgang, de plek waar hij zes jaar geleden met open armen werd ontvangen en zich ontpopte tot publiekslieveling. ‘Ik was daar altijd erg geliefd. Het is een warm bad. Ik werd lid van de Hovocubo familie’, blikt de 24-jarige terug op zijn eerdere periode in Hoorn, toen hij ook nog de C1 trainde. ‘Jeugd spreekt mij aan. Ik wil er altijd over meedenken. Ik heb genoeg ervaring om met die jongens te delen. Ik vind het leuk om hen dat mee te geven.’ Mede omdat hij zelf ook zo is begonnen. Inmiddels heeft de gedreven man zich opgewerkt tot international die in de top wil spelen. Om die reden laat hij Futsal Apeldoorn, dat door vertrokken sponsoren een koerswijziging maakt, na één seizoen achter zich.
En dan is er nog één hele grote wens bij Appie. ‘Ik heb twee keer de bekerfinale verloren. Dat doet nog steeds het meeste pijn. Een beker winnen zal voor mij net zo groot voelen als het winnen van een landstitel.’