WOZ-waarde
De gemeente heeft de WOZ-waarde van het pand voor het jaar 2021, op de waardepeildatum 1 januari 2020, vastgesteld op 58.000 euro. De pandeigenaar heeft daartegen bezwaar gemaakt bij de gemeente, maar dat is ongegrond verklaard. Daarop heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank. De gemachtigde, die namens de pandeigenaar optreedt, vindt dat de WOZ-waarde moet worden verlaagd onder meer omdat geen rekening zou zijn gehouden met de covidpandemie en de oorlog in Europa. Verder zou de gemeente geen stukken hebben overgelegd die relevant zijn over de marktanalyse, het leegstandsrisico, taxatierapport, taxatiekaarten en meer. Ook zou de redelijke termijn voor deze behandeling zijn overschreden en zou de pandeigenaar daarvoor een immateriële schadevergoeding moeten ontvangen.
De gemeente vindt dat de WOZ-waarde moet worden gehandhaafd en voldoende is onderbouwd met onder meer een taxatierapport. Volgens de gemeente is er geen grond voor een immateriële schadevergoeding.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde terecht is gehandhaafd en dat de gemeente de waarde voldoende heeft onderbouwd. De covidpandemie en de oorlog in Europa waren er op de waardepeildatum nog niet en kunnen dus niet van invloed zijn geweest op de waarde van het pand. Dat de behandeling lang op zich liet wachten, komt doordat de gemachtigde zelf met het tweemaal indienen van een niet onderbouwd verzoek om een betalingsregeling de oorzaak is van de vertraging. Van overschrijding van de redelijke termijn is dan ook geen sprake, oordeelt de rechtbank.
Tijdens de mondelinge behandeling stelde de gemachtigde dat zijn cliënt ook tegen de WOZ-beschikking voor diens woning beroep heeft ingesteld. Deze procedure is echter door een andere gemachtigde gevoerd, concludeert de rechtbank overtuigend uit de stukken. De rechtbank leidt hieruit mede af dat de gemachtigde een volstrekt onvoldoende ordening van de eigen administratie heeft en hij het zicht kwijt is op de vele zaken waarin zijn eenmanskantoor optreedt.
Ook moet de eigenaar de kosten van de door verweerder ingeschakelde deskundigen betalen. Door de wijze waarop de gemachtigde procedeerde, heeft de gemeente onnodig veel extra kosten moeten maken. De rechtbank wijst op de veelheid aan niet relevante betogen en stellingen over covid, de oorlog in Oekraïne, de crisis in Nederland en een zogenoemde pinpointbrief van 52 pagina’s die nagenoeg geheel bestaat uit een brij van niet ter zake dienende stukken. Ondanks dat de gemachtigde reeds meermalen is gewaarschuwd over zijn procesgedrag, ook bij andere rechtbanken, heeft hij volhard in zijn wijze van procederen die reeds jarenlang wordt volgehouden. De te vergoeden proceskosten bedragen 375 euro.