Wapenhandel
De jonge verdachten hebben in de periode van 27 februari 2019 tot en met 18 oktober 2019 gas/alarmpistolen en bijbehorende munitie besteld in Tsjechië. Zij bouwden deze gas/alarmpistolen vervolgens om tot schietklare vuurwapens. Dat deden zij in de garagebox van de vader van de 18-jarige. Vervolgens werden de vuurwapens met bijbehorende munitie doorverkocht.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het ombouwen en verhandelen van vuurwapens. De vader was hiervan op de hoogte en stelde zijn garagebox hiervoor ter beschikking. Hij is medeplichtig aan de wapenhandel, concludeert de rechtbank. Daarnaast vindt de rechtbank bewezen dat de 18-jarige verdachte zich ook in de periode van 6 februari 2020 tot en met 26 augustus 2020 samen met anderen opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het bezit en het ombouwen van wapens en de handel in vuurwapens.
Veiligheid in gevaar gebracht
De rechtbank neemt het de jonge verdachten kwalijk dat zij door hun handelen de veiligheid van mensen in gevaar hebben gebracht. Zij hebben wapens omgebouwd tot schietklare vuurwapens en deze doorverkocht en totaal geen oog gehad voor het (levensgevaarlijk) gebruik van deze vuurwapens door kopers. Verdachten hebben blijkbaar alleen gedacht aan de winst die zij met deze handel konden maken.
De rechtbank verwijt de vader van de 18-jarige jongen dat hij door zijn garagebox ter beschikking te stellen, de verdachten een werkplaats gaf waar zij de wapens konden ombouwen en opslaan. Daardoor heeft hij een cruciale bijdrage geleverd aan de handel in omgebouwde vuurwapens. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, als volwassene én vader, niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en zijn minderjarige zoon niet tegenhield.
Straf en maatregel
De 17-jarige jongen is veroordeeld tot jeugddetentie van 281 dagen waarvan 240 voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. Tijdens de proeftijd is hij verplicht zich te laten begeleiden door de reclassering. De 18-jarige jongen, die ook wordt veroordeeld voor de diefstal van een scooter, heeft jeugddetentie opgelegd gekregen van 300 dagen waarvan 222 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hij krijgt daarnaast een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voor 9 maanden en moet zich aan een groot aantal voorwaarden houden.
Hoewel de rechtbank vindt dat sprake is van een zeer ernstig feit waar in beginsel een (langere) jeugddetentie bij past hoeven de jongens niet terug naar de gevangenis. De rechtbank acht de kans op herhaling kleiner wanneer verdachten een intensieve behandeling ondergaan gericht op gedragsverandering. Nu die behandelingen al zijn begonnen en goed verlopen zou terugkeer naar de jeugdgevangenis deze positieve ontwikkeling doorkruisen.
Aan de vader van de 18-jarige verdachte heeft de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is hij veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat een kortere pleegperiode bewezen is verklaard, vader en zoon een complexe verstandhouding hebben en vader in de beginfase nog heeft geprobeerd aan de bel te trekken.
Ontnemingsvordering
De beide jongens zijn veroordeeld tot terugbetaling aan de staat van het geld dat ze hebben verdiend met de wapenhandel.